vrijdag 8 juli 2011

Naast de pot (aantekeningen in proza)

Ik denk de laatste dagen veel aan stoppen. Ermee kappen zogezegd, de brui eraan...nokken. Nooit meer een gedicht schrijven, daar kan ik voor kiezen. Wees niet bang, ik ga niet zeiken over Rimbaud. Maar wat doet iemand die stopt? Ik denk dat ik mij geheel aan de theologie zou wijden. Dat zou van karakter getuigen.
Volgend jaar wonen Blondie en ik in Londen, de hoofdstad van zowel Engeland als het Verenigd Koninkrijk. Daar ga ik dan werken in een of andere kroeg en schrijven. Steeds vaker denk ik eraan hoe het zou zijn om alleen maar te werken in een kroeg en niet te schrijven. En dan ga ik ook niet meer studeren. Het is de verspilling, of de opzettelijke moord op de ambitie die mijn idee aantrekkelijk maken. Gewoon werken, bier tappen en met de stamgasten keuvelen. Arm zouden we niet zijn, want Blondie gaat onderzoek doen naar darmkanker.


Drie dagen geleden liet de Gruweletser mij een van zijn tekeningen zien. Ik keek er naar, ik keek er lang naar en ik zei niets. Maar ik dacht: de Gruweletser zal nooit stoppen. Hij gaat altijd door. Pas later, in bed, maakte die gedachte mij vrolijk.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten