vrijdag 7 januari 2011

Ruis


Zij is zo bloedstollend
dichtbij met haar oor
dat zijn longen knerpen als verse,
ingetrapte sneeuw.

In de kamer bepalen ze telkens weer
de stand van hun lijven.
Ze staan en beluisteren. De ruis is die van een
schelp, een foetus.

Tijdens het zwart spelen ze schaak
met de lijven, rekenen in de ruis
op iets anders dan zichzelf.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten