zondag 21 november 2010

Barnard

Pas schreef ik nog over het eerbetoon van Ingmar Heytze (tijdens de bundelpresentatie van Alexis de Roode) aan de oudste dichter van Utrecht, aan Willem Barnard.
Nu hij is overleden moet ik denken aan de bijzondere uitwerking die zijn naam op mij had als ik vroeger tijdens de kerkdiensten door het liedboek dwaalde. Nijhoff stond er ook in, in dat liedboek. 'Ik wil van God als van mijn Herder spreken', schreef deze, niet: 'de Heer ís mijn herder'. Barnard was ook zo'n voorname man uit dat boek; krachtige, sobere teksten: een stevige troon onder Gods achterste.
Heel wat beter dan het al te dichterlijke gewauwel van Huub O., dat zingt rot, als je het mij vraagt (nu kan ik niet zingen en groeide ik op in de roos van de Biblebelt, Goeree-Overflakkee).

Als van der Graft schreef hij zijn beste werk, maar ik wil hier graag herinneren aan zijn bijdrage aan bovengenoemd liedboek. Waar God was, was voor mij Barnard. Nu ik niet meer in een God geloof, vallen veel van de gezangen waarop Hij troonde ook weg. Maar niet allemaal. In het Liedboek voor de Kerken staan 76 gezangen van de oude rot, hier bedoel ik Barnard. Ik denk vooral aan 'Een mens te zijn op aarde', het tweede couplet. Tekst: W. Barnard dus (u mag meezingen).

'Een mens te zijn op aarde
in deze wereldtijd,
is komen uit het water
en staan in de woestijn,
geen god onder de goden,
geen engel en geen dier,
een levende, een dode,
een mens in wind en vuur.'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten