zondag 4 december 2011

N30

Op 25 september 2005 schreef Jeroen Mettes op zijn blog Poëzienotities over Mickey Mouse: ‘Zijn permanente kunststofgrijns lijkt op die van Bush (…) Nee, het is geen hypocriete lach, want hij verhult niets.’ Mickey Mouse als symbool van de leegte. Van de status-quo. Dat blijkt ook wel als we naar zijn vijanden kijken. Deze vijanden belichamen meer subversieve elementen die de hiërarchie bedreigen, stelt Mettes. Zodra Mickey de zak met geld beet heeft en deze niet meer in handen is van de archetypische schurk met het zwarte masker, is alles voorbij: eind goed, al goed.

De poëzie van Jeroen Mettes en dan met name N30 verzet zich tegen dit einde: het einde van een geschiedenis waarin de status-quo wordt geheiligd. Mettes wil niet dat de geschiedenis voorbij is; hij schetst een generatie kinderen die zich afvraagt wie er verantwoordelijk is voor de realiteit. Deze vraag rijst wanneer het erop lijkt dat er voor die kinderen niets anders is dan een wereldwijd Disneyworld. Een aanval op Cinderella Castle is nodig. Die aanval, dat verlangen naar een andere wereld, is in mijn ogen de angel van Mettes’ gedichten.

William Packard van de New York Quarterly zegt in John Dullaghans documentaire Bukowski: Born into this: ‘Bukowski was devoted to the de-Disneyfication of us all. Someone had to kick the Mickey Mouse out of our heads.’ N30 is voor mij een project van ‘De-Disneyfication’. Dit anti-aspect van N30 bracht mij aanvankelijk op de gedachte dat dit gedicht een detox wil zijn. De eindeloze hoeveelheid gevonden tekst, hetzij in het brein van de auteur of in wat we voor het gemak de wereld noemen, zou kunnen worden opgevat als een kuur, zodat we als lezer ruimte krijgen voor een alternatief, zowel in de taal als in de wereld waarin zij bestaat en die door die taal wordt geconstrueerd.

Toch lijkt het idee van zo’n kuur me ook te eenduidig. N30 functioneert niet als een eenvoudige detox, het gedicht lijkt eerder op een ‘farmacon’. Jacques Derrida gaat in zijn vroege essay Plato’s Pharmacy het gebruik van dit woord in de dialogen van de Grote Dode Griek na. Een ‘farmacon’ is het Griekse woord voor drug. In zijn overigens ook veel bekritiseerde essay laat Derrida overtuigend zien hoe ambivalent het woordgebruik in een tekst kan zijn. Bij Plato is een ‘farmacon’ zowel de kwaal als de remedie: wat allereerst heilzaam, , blijkt later een vergif en andersom. Als ik N30 een ‘farmacon’ noem bedoel ik dat het project van de-Disneyfication een nieuw, een tweede Disneyland lijkt voort te brengen, dat al als antipode besloten lag in het eerste. Het tweede Disney is grimmiger, ironischer door het botsen van de tekstfragmenten en niet verstoken van zelfhaat: het is het Disneyland van de satire.

Zo functioneert N30, in ieder geval voor de lezer die hier voor u staat, als ‘farmacon’. Het gedicht wil genezen, een mogelijkheid tot vernieuwing onderzoeken, wat zeg ik: het wil zich zelfs verhouden tot een gemeenschap. Maar tegelijkertijd produceert het gedicht een grimmige, soms bittere tegenstem. Die van de kluizenaar. Het lijkt erop dat Mickey Mouse zijn eigen spoken voortbrengt. Dit alles neemt zeker niet weg dat het radicale verlangen van Mettes mij ontzettend bij de keel grijpt. Dat verlangen maakt van dit uitzonderlijke gedicht een ‘exil’ en een ‘désert’: ‘Verlangen heeft nog nooit iemand gelukkig gemaakt’.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten