maandag 24 oktober 2011

Naast de pot (aantekeningen in proza)



'This is water': David Foster Wallace praat over de geesteswetenschappen. In deze 'commencement address' voor de afgestudeerden van Kenyon College, Ohio in 2005, stelt hij dat je op de universiteit bewust leert denken, dat je er leert niet altijd toe te geven aan je standaardinstelling: hoe je bent geprogrammeerd. Via deze link is de beroemde speech te beluisteren:


http://www.youtube.com/watch?v=M5THXa_H_N8


In een terzijde merkt Wallace op dat zijn academische opleiding hem soms in de weg zit. Dat hij soms niet ziet wat er vlak voor zijn neus gebeurt omdat hij teveel onder zijn schedeldak staat te schuilen. 
Wallace heeft niets tegen de academische wereld, maar deze opmerking deed mij desalniettemin meteen denken aan het cliché dat door charismatische bewegingen binnen het Christendom in Amerika nog wel eens wordt opgediend: 'seminaries are cemeteries'. Wie gestudeerd heeft verliest het spontane van de geest, wordt doods en afgesloten. De universiteit heeft mij nooit aan een kerkhof doen denken. Althans, één keer wel. Er was ergens een afscheidsfeest. Een oude hoogleraar verdween voorgoed naar zijn studeerkamer aan huis, de Universiteit zwaaide hem uit en deed dat op die royale Nederlandse wijze: met worstenbroodjes en koffie. Zijn hele leven had deze man onderzoek gedaan naar het gebruik van een bepaalde vervoeging van een bepaald woord in een bepaalde ouwe tekst. Zijn conclusie: het is moeilijk, niet eenduidig. Allereerst voelde ik bewondering, vervolgens een afschuwelijk gevoel van zinloosheid. Wallace schrijft in zijn 'address' over die afgematte, chagrijnige vrouw in de supermarkt. Hij denkt: zou die vrouw soms de hele nacht de hand van haar man die opgevreten wordt door de kanker hebben vastgehouden? Voor mij hoeft dan geen kanker te zijn trouwens, dat is zo overduidelijk zwaar (kanker is topsport, welke cynische klootzak heeft die zin bedacht?). Die vrouw mag ook de hele nacht bij haar man hebben gezeten omdat het weer die tijd van haar jaar is, met die zware luchten en de geur van kouwe drukte. Maar goed: die afgematte vrouw op die manier bekijken vergt denkkracht. Zou die oude hoogleraar ooit zo naar die vrouw hebben gekeken, of stond hij in de rij voor de kassa aan dat hiaat te denken, die gapende wond in zijn dierbare tekst? 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten