Gisteravond stond ik in pij achter museum Speelklok en droeg voor. De bundelpresentatie van Alexis de Roode
in het museum was mooi: een groot orgel speelde de dodendans, Alexis en Gina walsten door de zaal, Simon Mulder droeg een indrukwekkende hoed.
De fakkeltocht naar het museum, waarvan mijn voordracht een onderdeel was, was een wandeling door steegjes en sloppen. Bij het huis van de oudste dichter van Utrecht, Willem Barnard, bleven we staan. Ingmar Heytze droeg een gedicht voor over Barnard, a.k.a. Guillaume van der Graft. De oude bard keek- zo kwam het mij voor- als vanachter een dik, maar doorzichtig vlies naar de mensen aan de andere kant van het raam. Fier zat hij op zijn stoel, achter een tafel. Het was een eerbetoon, het was goed en ontroerend, maar toch kon ik me niet aan het idee onttrekken dat Barnard in een vitrine zat, helverlicht en veraf. Ik kon het makkelijk vergeten en dacht tijdens Alexis' voordracht van zijn sterke, nieuwe gedichten over tijd aan hem, Utrechts oudste.
Morgen post ik de definitieve versie van 'Danse Macabre', het gedicht dat ik speciaal voor het afgelopen weekend schreef en ook heb voorgedragen. Tot dan, veel kracht en volharding (eer je vader en moeder, kreng).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten