Zo bloedstollend
dichtbij is zij dat zijn longen
knisperen als verse
ingetrapte sneeuw.
Het is tussen tien en twaalf.
Ver voorbij de bossen gilt een kerk.
Midden in de kamer blijven ze staan
luisteren. Het ruisen is dat van een foetus,
een schelp: uitgestrekte gruwelijkheid
ontvouwt zich als gehoor.
Nog altijd gilt de kerk.
Vanuit de bossen snellen bevrijders toe.
De klok slaat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten