vrijdag 1 april 2011

Er-zijn: een sonnet

Hij bewoont stil een huis waar alles gluurt,
waarvan hij niets lijkt te bezitten.
En alle tijd moet samenklitten:


zij staat in kringen om de tuin die duurt.




Zij is de tocht waarop de balken leunen.
Het water laat zij door de leiding zakken.
Zij is het oog van al zijn ongemakken,
als op zijn scherm de roze vrouwen kreunen.


Allang wil hij die tuin verbouwen:
zijn kleine, zachte moord begaan
en op zijn scherm schreeuwen de vrouwen,


op wier haperend vergaan
hij zonder zorgen kan vertrouwen:
zij eisen nooit hun voortbestaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten